N.B. Het kan zijn dat elementen ontbreken aan deze printversie.
Interview
Wat maakt het leven de moeite waard? Kunstenaar Rogier Roeters (42), populair op Instagram, exposeert duizenden tekeningen in Museum Voorlinden. „Bij wat het beste verkoopt, denk ik soms: iedereen kan dit toch verzinnen? ”
Rogier Roeters gedijt bij kort en gecomprimeerd. Gedachten, verhalen, grapjes, hobby’s, carrières. Daarom zegt de ex-voetballer/ex-managementstudent/ex-goochelaar/huidig kunstenaar en boksfanaat ook vaak tegen zijn vrouw dat ze anderhalve minuut heeft om een verhaal te vertellen, omdat hij anders zijn aandacht verliest en niets meer onthoudt. Maar, wil hij gezegd hebben, van die anderhalve minuut onthoudt hij dan wel elk detail. Dus de tweeënhalf uur voor dit interview – „ik kan volgens mij niet zo goed een coherent verhaal vertellen”, zegt hij ergens halverwege met zelfkennis – verlopen zo gestructureerd als je zou verwachten. „Ik ben héél benieuwd wat je hiervan gaat maken.”
De meeste mensen kennen Rogier Roeters (42) – handschrift en stijl bekender dan zijn gezicht – dan ook vooral van zijn korte, gecomprimeerde kunst op Instagram, een plek die voor hem gemaakt lijkt. 130.000 volgers liken en delen zijn teksten, vaak maar zeker niet altijd begeleid door een tekening in zijn bijna kinderlijke stijl, en velen van hen kopen die op mokken, shirts, of prints voor aan de muur. Hij speelt vaak met taal („Als ik een lamp was, dan was ik licht geïrriteerd” of „Ik heb veel stress in mijn Head and Shoulders” op een getekende fles van het shampoomerk) en is net zo vaak gevoelig („Brb, even mijn gevoelens onderdrukken” of „Sorry dat ik het leven soms gewoon niet zo leuk vind, ik schaam me er ook een beetje voor, maar als het gevoel er gewoon even mag zijn, dan verdwijnt het”) als plat (Een tekening van een hond met daarbij de tekst: „Deze labradoodle kijkt dwars door jouw ziel heen en ruikt al jullie kutten en lullen”). Zijn werk vangt de tijdgeest en beleving van een jonge generatie, getuige de talloze comments waarin mensen zeggen zich te herkennen. Het is bovenal heel erg ‘internet’, dus ook extreem ‘deelbaar’.
Sinds zaterdag is zijn werk te zien in Museum Voorlinden, jawel, offline. Duizenden tekeningen – en dat is dan nog steeds gecomprimeerd, zegt hij, want hij maakte er nog duizenden meer – zijn er te zien, en ook enkele (korte, héél korte) films. Een originele keuze van een museum waar echt niet alleen maar de Gen Z’ers en millennials komen bij wie Roeters een snaar raakt. Je kunt in ieder geval wel stellen dat er niet eerder zoveel piemels en vulva’s in Voorlinden hingen. Misschien dat de 80-jarige Museumkaarthouder daar wat van gaat vinden, denkt hij. „Er zullen inderdaad mensen zijn die zeggen: dit zijn wel héél veel pikken. Maar dan zeg ik: tel ze nou eens. En tel dan eens de verdrietige tekeningen, tel de tranen. Of de kut, de kont, alles komt voorbij. Ik vind het fijn dat ik daarin niet te vangen ben. Dat je niet kan zeggen: het gaat altijd over pik en kut. Of het is altijd een flauwe grap, of altijd filosofisch, altijd absurd. Ik probeer eigenlijk alles te verbinden en met elkaar te verweven.”
Roeters vindt het interessant wat voor beeld mensen van hem hebben. Afgaand op de reacties die hij op Instagram krijgt: iemand die wel aan de drugs moet zitten, als hij dit soort dingen maakt. Of iemand met wie je ongelofelijk goed zou kunnen feesten, heel rock-’n-roll, want hij is zo lekker gek. Maar vooral: „Ik denk dat ze heel veel zwaarte achter de persoon Rogier Roeters verwachten. Ik heb natuurlijk zo’n bovenste laag, heel veel ha-ha-ha, plat en grappig. Maar er zit ook wel wat zwaarders tussen, gevoeligheden, aan trauma gerelateerde dingen. Niet per se van mij, maar van de hele wereld. Dus misschien denken mensen: volgens mij gaat er een somber iemand schuil achter de tekeningen.” Kortom, iemand bij wie je zou twijfelen óf hij het leven wel de moeite waard vindt.
Om dat laatste maar meteen te ontkrachten: hij is verre van somber, en vindt het leven, in al zijn excentriciteit, zeker de moeite waard, júíst daarom. En rock-’n-roll is hij allerminst, eerder het tegenovergestelde. Hoe manisch hij ook te werk gaat – „mensen vinden het manisch, ik voel mezelf meer vormgever van mijn energie” – , hij is zelf gebaat bij een behouden, simpele manier van leven. En aan drugs gaat hij helemaal niet beginnen. Dat heeft goede redenen, zo zal blijken in het gesprek.
‘Ik voel me vormgever van mijn energie’
„Alles wat ik doe, doe ik in het extreme”, zegt Roeters als we zijn carrièrepad vol met „korte, heftige carrières” langslopen. Zo was hij ooit talentvol voetballer, speelde in de jeugd bij Willem II. Zijn talent was zijn doorzettingsvermogen. Toen dat niet meer genoeg was, stopte hij met voetbal. Hij sloot het ook helemaal af: vraag hem nu wie er bij Willem II speelt, en hij zou het je niet kunnen vertellen.
Hij wilde een modeopleiding gaan doen, had altijd iets met kleding gehad. Daarvoor was een tussenopleiding nodig, die ook andere gebieden raakte: fotografie, kunst. Hij had een portfolio nodig om überhaupt binnen te komen, maar had niets, en gebruikte toen werk van andere mensen, familie en kennissen. Zoals van een oom, die cd-hoesjes ontwierp.
Maar hoe werkt dat? Dan ben je uiteindelijk aangenomen en zien ze dat je heel andere dingen maakt.
„Ik denk dat ik ben aangenomen op basis van mijn enthousiasme. Ik had toen al mijn ideeënkracht.”
Het idee… om andere mensen in te schakelen?
Hij lacht. „Nou ja, wel mijn creativiteit dus.”
Wat maakte je in die tijd?
„Ik moest het vooral hebben van oneindig veel ideeën. Ik begon met een camrecorder filmpjes te maken, ik werkte met textiel. Het had allemaal een poëtische inslag. Teksten ook, heel gevoelige teksten. En dan iemand in een slowmotion op film door een bloemenveld laten rennen.”
Een beetje live-laugh-love-ironisch?
„Nee, heel serieus.”
Als voetballer was Roeters juist heel agressief geweest. Hij was een echte uitschakelaar, kon keihard mensen tackelen, daar was hij ook goed in. „Ik denk dat er veel woede en vuur in me zat. Op de mens. Maar als ik iemand heel erg hard geraakt had, zei ik ook meteen sorry. Het waren een soort kleine woedeaanvallen.”
Wel een enorme sprong dan, van iemand die keihard op het veld iedereen onderuithaalt naar de gevoelige jongen.
„Ik groeide deels op in een machocultuur, met een Molukse vader die nooit iets zei. Er is in ons gezin veel shit gebeurd, het was af en toe niet prettig. Er was veel onrust thuis, waardoor ik mij af en toe onveilig voelde. Maar ik was ook gewoon heel gevoelig. Toen al. Waar ik vooral heel erg van ben geschrokken, is dat de vriend van mijn moeder toen ik jong was zelfmoord heeft gepleegd. Als je mijn rapporten uit die tijd leest: hij let niet op, korte concentratieboog, te dominant, te bazig. Ik weet dat ik best gevoelig was, maar in die hele voetbalwereld… Die woede was ook emotie natuurlijk.”
Een nare ervaring met een jointje op zijn achttiende zorgde ervoor dat hij „openklapte”. Er kwam enorme angst omhoog, paniek. Een paar maanden daarna ging het op tv over kunst en schizofrenie en kreeg hij een herbeleving van het nare gevoel dat hij tijdens het roken van het jointje had. „Alsof er een knop in me omging. Er was een Rogier ervoor en een Rogier erna. Het was alsof ik een film terechtkwam, niets voelde meer echt. Derealisatie, depersonalisatie heet dat, een angstgerelateerde klacht. Ik voelde een diepe, diepe onveiligheid en had het gevoel dat ik me tegen mezelf in bescherming moest nemen. Ik heb die klachten van mijn achttiende tot mijn dertigste gehad.”
Je hebt van je achttiende tot je dertigste gedacht dat je in een film zat?
„Misschien wel langer. Het is nog steeds een zwakke plek. Ik weet daarom: ik moet geen drugs doen. Alcohol kan, maar ik moet me niet naar de kloten drinken.”
De controle willen houden, zodat áls je iets doet, je daar bewust bij bent.
„Precies dat. Daarom heb ik ervoor gekozen op mijn voeding te letten, veel te sporten. Die structuur heb ik nodig. Ik heb zoveel mensen bezocht in die tijd. Ik was op een gegeven moment zo wanhopig, dat als iemand had gezegd: giet een liter melk in je neus, ik het had gedaan. Ik dacht: niemand begrijpt me, maar ik had uiteindelijk gewoon behoefte aan veiligheid.”
Roeters ging „terug naar zijn lijf”, en dat heeft enorm geholpen. Hij kan ook gerust – en hij snapt dat het niet past bij de indruk die je van hem en zijn werk krijgt – op stilteretraite, één keer zelfs zes dagen. Een tegenhanger voor de onrust, zegt hij.
De controledrang heeft hij nog steeds, maar verrassend genoeg niet in zijn werk, zegt hij. Hij liet ook met liefde Voorlinden een selectie maken van zijn werk. „In het maakproces van de tekeningen zit ook totaal géén controle. Het verrast me steeds. Ik bedenk niet van tevoren dat ik over iets ga tekenen. Het ‘tekent zich’.”
Die tekeningen hebben gemeen dat ze altijd gaan over de absurditeit van het dagelijks leven, de rare dingen die we zien, die we tegen elkaar zeggen, onze relaties, onze emoties, of het gebrek eraan. Wat zijn we met z’n allen toch vreemd en tegelijkertijd diep menselijk.
‘Uiteindelijk had ik gewoon behoefte aan veiligheid’
Seks komt vaak terug in je werk.
„Het heeft iets superkwetsbaars. Zeker in deze tijd zie ik dat het als soort wegwerpmiddel gebruikt wordt. Je swipet even terwijl je een zak chips leegvreet, je doucht, je gaat neuken. Niet dat ik dat verkeerd vind, ik zou als vrijgezel waarschijnlijk hetzelfde doen. Seks is heel verbonden zijn met elkaar, ín elkaar zijn, en tegelijkertijd ben je nog een soort zak aardappelen, pas je niet of nog niet bij de ander en kan je de ander nooit écht begrijpen. Ik vind dat interessant: waar zit de spanning, wat is intimiteit? Is het intiemer dat je tegen elkaar zegt: ik wil je in je kont neuken, of met een dikke pik in je broek zitten en géén seks hebben. Er gebeurt van alles in mijn hoofd.”
Roeters was in zijn studietijd – hij deed de Kunstacademie in Den Bosch en een master aan het Sandberg Instituut van de Amsterdamse Rietveldacademie – en ook daarna nog vooral bezig met films. Maar met de tekeningen, sinds 2017 op zijn In-stagram-account te vinden, verdient hij inmiddels zijn geld. En daarin kan hij ook het meest van zichzelf kwijt.
Vind je de teksten of de tekeningen belangrijker? Het zijn vooral de teksten die mensen delen.
„Ik heb mezelf nooit als een talig iemand gezien. Leg mij iets uit over spelling en ik begrijp het niet.”
Ja, maar je hebt spelling en je hebt talig zijn. Waar komt dat spelen met taal dan vandaan?
„Ik vind wat ik schrijf altijd heel erg simpel.”
Misschien, maar het is spitsvondig genoeg om te zeggen: dit verzint niet iedereen.
„Verdraaiingen kan ik wel zien inderdaad. Voelen waar de grap zit, waar de spanning zit.”
Je moet zo’n verdraaiing als ‘La vie est (mij nie) belle’ nog maar wel als eerste de wereld in gooien.
„Ja… dat zoiets werkt ook, hè…”
Je vindt het rot dat het werkt?
„Nee, ik vind het interessant dat dat werkt.”
Dat is een van je populairste teksten, staat ook op allerhande merchandise.
„Klopt, terwijl ik denk… tja. Bij wat het beste verkoopt, denk ik soms: iedereen kan dit toch verzinnen? Ik heb ook weleens dingen, tekeningen waar zó veel ontroering in zit, dingen waar mijn hart en ziel echt in zitten en die dan toch niet, of bij een klein publiek overkomen.
„Ik had een tekening gemaakt waarop ik terugging naar voor ik geboren werd, mijn vader opzocht en in zijn oor fluisterde: beter ga jij van mij houden, anders krijgen we er allebei last van. Dat raakte me. Het kan niet, het is fantasie, maar er zit veel gevoel in.”
Ik vind het mooi dat je dat zegt over je eigen werk.
„Als ik het nu zo tegen jou uitspreek, raakt het me, dat gevoel erachter.”
Maar zo’n tekening en tekst zijn dan misschien minder deelbaar.
„Ja, of misschien zijn er wat mensen met daddy issues.” Hij lacht.
Hoe sta jij nu in het leven?
„Ik vind het leven interessant. Ik vind kleine dingen leuk, de natuur, een gesprek, mezelf leren kennen via de ander. Je ontkomt niet aan pijn, sterfte en verdriet, en ik heb veel uitgehuild en uitgeschreeuwd. Maar ik voel echt verschil inmiddels.